ICA: Geschiedenis en situering
Zo begon het
Het was in 1844 dat de beroemde Vereniging van de rechtvaardige Pioniers van Rochdale opgericht werd. Wie waren de stichters van deze vereniging? Een handvol wevers. Zij zouden niet alles zelf gaan uitdenken. Er bestonden reeds coöperatieve initiatieven vóór hen. Voordien pasten sommigen zelfs een aantal van de principes toe die door de Pioniers zouden samengevoegd worden tot een onverwoestbaar geheel. Maar toch zijn de Pioniers de ware wetgevers van de coöperatie geweest. Nergens zal men vóór hen een zo duidelijke lijst van de principes van de coöperatie aantreffen, en evenmin was er vóór hen sprake van een zo volledig samenvallen van principes en praktische bedrijfsvoering.
Het mag onderlijnd worden dat de Pioniers arbeiders waren. Als men daarbij bedenkt welke grote vlucht de coöperatie in de wereld van vandaag genomen heeft en hoe waardevol die principes bijgevolg bleken te zijn, dan kan men niet anders dan versteld staan en bewondering opbrengen, want zelfs de grote filosofen uit dit tijdperk hebben nooit kunnen realiseren wat in de statuten van de Pioniers vastgelegd werd.
Wat zij verwezenlijkten was in de eerste plaats iets nieuws. Nieuw, omdat uitgegaan werd van het principe van de onderlinge bijstand, van de bijstand onder gelijken. Deze arbeiders, die door iedereen aan hun lot overgelaten werden, besloten elkaar onderling te helpen. Zij deden daarom geen beroep op de overheid; zij deden geen beroep op de liefdadigheid: zelfstandig richtten zij een verbruikersorganisatie op.
Het was inderdaad een coöperatie van verbruikers, maar in hun “eerste wet”, zoals zij het noemden, in het eerste artikel van hun statuten schreven zij uitdrukkelijk dat zij het als een doelstelling op lange termijn beschouwden om te komen tot een gemeenschap waarin de vennoten door het volgen van hun principes zouden verenigd zijn als burgers, als producenten en als verbruikers.
Reeds in het eerste project van hun statuten van 1844 verschijnt een hele reeks principes: de ristorno, de beperkte interest op het kapitaal, de “open deur” en uiteraard, de democratie. Zelfs de contantverkoop was in die dagen een vereiste en dit lang voor schuldoverlast door kredietverstrekking zou uitgroeien tot een maatschappelijk probleem.
Tien jaar later hebben zij hun statuten herzien en lange tijd werd geen aandacht besteed aan deze episode in de geschiedenis; zij is nochtans ook belangrijk. In 1854 voeren ze eerst een reglement in met betrekking op de niet-leden en zeggen ze dat de winst die deze opbrengen niet mag verdeeld worden onder de leden, maar dat die winst moet opgenomen worden in de algemene reserves van de vennootschappen. Zij leggen ook de regeling vast van de coöperatieve winstverdeling: men is niet verplicht de totaliteit van de nettowinst uit te keren, men mag ook aan coöperatieve autofinanciering doen, reserves aanleggen met het oog op uitbreidingen, men mag en moet zelfs uitgaven doen voor de opleiding. En, wanneer dan eenmaal de interest op het kapitaal betaald is, dan wordt de rest uitgekeerd “pro rata” van de aankopen (het principe van de ristorno).
Onbaatzuchtigheid
Zij voeren ook nog een andere regel in: wanneer een coöperatieve vennootschap ontbonden wordt dan mag – na terugbetaling van de aandelen en wel te verstaan ook de vereffening van de schulden – het netto-actief niet verdeeld worden onder de leden, maar moet dit overgemaakt worden aan een andere coöperatieve vennootschap of aan een vereniging zonder winstoogmerk. Pas veel later zullen we dit principe terugvinden in onze Belgische Vennootschap met Sociaal Oogmerk.
Dit alles is een duidelijke uitdrukking van de principiële onbaatzuchtigheid van de coöperatie. De coöperatieve instelling is een onderneming waarin mensen hun inspanning samenbundelen, waarin nieuwkomers steeds welkom zijn om mee de vruchten te plukken van de inspanningen van de leden van gisteren, en de inspanning voort te zetten in afwachting dat weer een nieuwe generatie voor de aflossing zal zorgen. De vennoten zijn geen eigenaar van de coöperatie maar hebben haar slechts in gebruik!
De marktprijs
Soms wordt ook het beïnvloeden van de marktprijs voorgesteld als een principe van de coöperatie. In elk geval hebben de Pioniers dat nooit uitdrukkelijk gezegd, maar toch hebben zij de regel toegepast: zij verkochten aan de marktprijs en zij verdeelden de winst. Er kan hier klaarblijkelijk niet gesproken worden van een principe. Zolang de coöperatie geen sterke economische speler is, wordt zij verplicht de prijzen die de anderen opleggen te ondergaan; en juist wanneer zij machtig wordt, kan zij de marktprijzen beïnvloeden wat zij in vele omstandigheden reeds deed. Het is zelfs op dit gebied dat de coöperatie in de wereld van vandaag enkele van haar grootste triomfen boekte.
De fundamentele principes van de coöperatie zijn eerst en vooral: de democratie – die haar uitdrukking vindt in de regel “één man, één stem” op de ledenvergaderingen. En ten tweede: het vrijwillige karakter van de coöperatie. De mensen of de verenigingen die een coöperatieve oprichten moeten dit willen, en al wie lid is, moet er ook in willen blijven.
De autonomie en de open deur
De autonomie is ook een coöperatieve stelregel die door de Pioniers van Rochdale nageleefd werd. Er bestaat bv. geen coöperatie meer wanneer de overheid zijn beleid oplegt aan de gekozen leiders van de coöperaties.
De vrije toetreding is ook een fundamenteel principe. Maar we voegen daar aan toe dat dit principe niet steeds kan toegepast worden. Er zijn gevallen mogelijk die de vrije toetreding beperken. Zo zal een coöperatief melkerijbedrijf niet meer leden kunnen aanvaarden dan haar technische uitrusting toelaat. Ook zal een coöperatief productiebedrijf dat werkt in zelfbeheer niet meer leden – die terzelfder tijd arbeidskrachten zijn – kunnen aannemen dan men er effectief kan inschakelen in de productie voor de afnemersmarkt waarover men beschikt. Maar telkens wanneer het technisch en economisch mogelijk is, moet de regel van de “open deur” gelden.
De winstverdeling en de opvoeding
Zijn al even wezenlijk: de coöperatieve regels voor de winstverdeling. Het kapitaal mag slechts vergoed worden met een beperkt dividend. Er bestaan ten andere coöperatieven in de wereld die het kapitaal niet vergoeden, maar die het kapitaal beschouwen als een bijdrage of als inkomgeld. Wel mag men, en is het zelfs aanbevolen, om reserves aan te leggen met het oog op de duurzaamheid van het bedrijfsproject.
Het resterende deel van de winst kan op verscheidene manieren verdeeld worden. Dat kan met ristorno gebeuren pro rata van de actieve bijdrage van elk, van de deelneming van elkeen in de coöperatie. Zij kan ook naar werken gaan in de schoot van de coöperatieve onderneming of naar belangrijke werken buiten de coöperatie.
Andere principes komen neer op morele verplichtingen, opleiding, de volgehouden inspanning om in de mate van het mogelijke van alle gebruikers ook leden van de coöperatie te maken, de belangeloze afstand van het actief ingeval van ontbinding van een coöperatie.
De Internationale Coöperatieve Alliantie
Het lichtende voorbeeld van de Pioniers van Rochdale en hun ijzersterke principes leidden al gauw tot een coöperatieve expansie in Groot-Brittannië maar ook wereldwijd, inclusief België waar een brede waaier aan coöperaties ontstond, al dan niet ingebed in de klassieke zuilen van weleer.
Al snel voelden de coöperaties de noodzaak om zich te verenigen op internationaal niveau. Zo ontstond in 1895 tijdens een oprichtingscongres de International Coöperatieve Alliantie. Haar doelstelling: “faire connaître les coopérateurs de chaque pays et leurs œuvres aux coopérateurs de tous les autres pays, d'élucider la nature des vrais principes coopératifs, et d'établir dans l'intérêt réciproque de tous les coopérateurs, des relations commerciales entre les associations coopératives des différents pays".
Van in den beginne verwezen de statuten van ICA naar de Pioniers van Rochdale, wat betekent dat de invloed van de consumentencoöperaties altijd zeer groot geweest is. Zo werd tijdens een conferentie in Basel in 1921 volgende paragraaf aan de statuten toegevoegd: "L'ACI, poursuivant l'œuvre des Equitables Pionniers de Rochdale et en accord avec leurs principes, recherche, en complète indépendance et par ses propres moyens, à substituer au régime actuel, fondé sur la recherche du profit, un système coopératif organisé dans l'intérêt de la communauté toute entière et fondé sur l'autopromotion collective".
Tot 1969 zouden deze statuten ongewijzigd blijven.
In 1937 (artikel 8 van haar statuten) formuleerde de ICA een definitie op coöperatief ondernemerschap die expliciet verwees naar de hiervoor getoonde paragraaf van Rochdale: "Sera considérée comme société coopérative, quelle que soit sa constitution légale, toute association de personnes qui a pour but l'amélioration économique et sociale de ses membres, et qui se conforme aux principes de Rochdale, et plus particulièrement en ce qui concerne:
- Adhésion libre
- Contrôle démocratique
- Ristourne au prorata des achats
- Intérêt limité sur le capital
- Neutralité politique et religieuse
- Vente au comptant
- Développement de l'éducation
De 7-ICA-principes waren een feit! Noteer dat destijds de 7 principes als bindend beschouwd werden. Zij het dat het principe van de politieke en religieuze neutraliteit snel vertaald werd als “onafhankelijk van overheden”.
Dat veranderde in 1966 toen de principes geactualiseerd werden en ze als "aanbevolen” geformuleerd werden. Op dat moment werden ze teruggebracht tot 6 principes:
- Adhésion volontaire et à la portée de tous ceux qui peuvent utiliser les services de la coopérative, sans restrictions non naturelles ou discrimination sociale, politique, raciale ou religieuse
- Gestion démocratique: élection, responsabilité des élus devant les électeurs, règle "un associé = une voix"
- Limitation stricte du taux de l'intérêt au capital
- Affectation du résultat à la ristourne ou "au développement des affaires de la coopérative"
- Développement de l'éducation des membres, dirigeants et employés, mais aussi information du public
- Invitation à l'inter-coopération
Ter gelegenheid van haar eeuwviering in 1995 presenteerde de ICA een geactualiseerde invulling van de basiswaarden en –principes voor coöperatief ondernemen. Deze worden vandaag wereldwijd als maatstaf gehanteerd.
Voor coöperatieve vennootschappen zijn de basiswaarden:
- zelfredzaamheid
- verantwoordelijkheidszin
- democratie
- gelijkheid
- billijkheid en solidariteit
Voor coöperatieve ondernemers zijn de basiswaarden:
- eerlijkheid
- openheid
- sociale verantwoordelijkheid
- aandacht voor anderen
En last but not least zijn de zeven basisprincipes:
- Vrijwillig en open lidmaatschap
- Democratische controle door de leden
- Economische participatie door de leden
- Autonomie en onafhankelijkheid
- Onderwijs, vorming en informatieverstrekking
- Samenwerking tussen de coöperaties
- Aandacht voor de gemeenschap
Kortom, de zeven ICA-principes hebben stevige historische wortels maar werden constant aangepast aan de veranderende samenleving waarbinnen de coöperaties opereren.